Op 1 januari 2021 is de Verordening Grenzen Tariefmodellen Gerechtsdeurwaarders (VGtG) in werking getreden. Die verordening geldt voor alle nieuwe overeenkomsten die gerechtsdeurwaarders vanaf die datum met opdrachtgevers zijn aangegaan.

In de overgangsregeling is bepaald dat alle lopende overeenkomsten per 1 mei 2021 aan de verordening moeten voldoen. In die situaties gelden de bepalingen van de verordening voor alle dossiers die vanaf 1 mei 2021 aan gerechtsdeurwaarders in handen worden gegeven.

Wat is een verordening?
Alle gerechtsdeurwaarders in Nederland zijn van rechtswege lid van de Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders (KBvG). De KBvG is een zogenaamde publiekrechtelijke beroepsorganisatie en heeft daardoor wettelijke bevoegdheden. De KBvG voert haar taak uit door regels en verordeningen vast te stellen en uit te vaardigen. Naast bijvoorbeeld de bepalingen uit de Gerechtsdeurwaarderswet moeten gerechtsdeurwaarders zich ook aan de regelgeving van de KBvG houden. Verordeningen kunnen alleen gaan over onderwerpen die genoemd worden in de Gerechtsdeurwaarderswet. Een belangrijk onderdeel van de Gerechtsdeurwaarderswet is de onafhankelijkheid van de gerechtsdeurwaarder en daar is de VGtG op van toepassing.

Waarom deze verordening?
In 2001 is de Gerechtsdeurwaarderswet ingevoerd. Belangrijk uitgangspunt in die wet en de daarbij behorende regelgeving is dat gerechtsdeurwaarders vrij zijn in het maken van tariefafspraken met opdrachtgevers. Dat geldt zowel voor afspraken in de minnelijke incassofase als bij de tenuitvoerlegging van vonnissen of dwangbevelen. Door allerlei omstandigheden zijn sinds 2001 meer financiële risico’s voor het incasseren van vorderingen bij de gerechtsdeurwaarder komen te liggen. Die ontwikkeling verhoudt zich niet goed met de onafhankelijke positie die van de gerechtsdeurwaarder wordt verlangd. De minister heeft de KBvG al een paar jaar geleden gevraagd om dit anders te regelen en na een uitgebreide discussie in de KBvG en met allerlei stakeholders is de verordening tot stand gekomen. De minister van Justitie heeft die verordening in 2020 goedgekeurd.

Wat houdt het in?
De VGtG is alleen van toepassing op de ambtelijke werkzaamheden van de gerechtsdeurwaarder en kent een aantal belangrijke uitgangspunten. Ten eerste mag de gerechtsdeurwaarder geen zogenaamde out of pocketkosten voor eigen rekening nemen. Hierbij kunt u denken aan griffierechten, informatiekosten of kosten van verhuizers. Ten tweede moet de gerechtsdeurwaarder voor ambtelijke werkzaamheden ten minste een redelijke vergoeding in rekening brengen. Een volgend belangrijk uitgangspunt is dat betalingen van de schuldenaar in het executietraject eerst worden afgeboekt op de out of pocketkosten en de kosten van de deurwaarder en daarna pas op de hoofdsom. Tenslotte mogen de financiële afspraken tussen de gerechtsdeurwaarders en opdrachtgevers er niet op gericht zijn dat opdrachtgevers aan de ambtshandelingen van gerechtsdeurwaarders geld verdienen.

En de praktijk?
De gerechtsdeurwaarder moet richting de toezichthouder (Bureau Financieel Toezicht) vanaf 1 mei a.s. kunnen aantonen dat aan de VGtG wordt voldaan. Ook moeten de financiële afspraken met opdrachtgevers in lijn zijn met de VGtG. In de afgelopen periode hebben we nagenoeg alle overeenkomsten op de verordening getoetst. In een aantal gevallen hebben we in overleg met de opdrachtgever nieuwe afspraken gemaakt om aan de verordening te voldoen. Het beleid dat wij al jarenlang voeren, waarbij de nadruk ligt op minnelijke incasso, speelt hierin een grote rol. De verordening is immers alleen van toepassing op de ambtelijke werkzaamheden van de gerechtsdeurwaarder.

Wanneer u vragen heeft over de impact van de verordening op uw opdrachten of op de bestaande overeenkomst, kunt u contact opnemen met uw contactpersoon binnen Flanderijn.